Het beroepsgeheim met de voeten getreden


De klinisch psychologen en hun patiënten liggen onder vuur
Zeven cruciale redenen om niet te wijken

Onder het mom van het invoegen van de klinisch psychologen onder de gezondheidszorgberoepen – wat ze reeds waren – oordeelde de Minister van Volksgezondheid, Maggie De Block (op dezelfde lijn gevolgd door haar opvolger Franck Vandenbroucke) dat het nodig was hen te onderwerpen aan de manageriële normen van de technische geneeskunde van de organen – desalniettemin met een statuut dat lager is dan dat van de tandartsen. Dit gebeurde zonder echt overleg. In een verdere stap versterkte het RIZIV, onder het voorwendsel van de terugbetaling – ook al was die minimaal – van een deel van de prestaties, een bestuurlijk kader dat reeds voorbijging aan de specificiteit van de klinisch-psychologische praktijk en die van het veld van de geestelijke gezondheidszorg. Welnu, het beroepsgeheim speelt in dat veld een grotere rol dan waar dan ook. Het beschermt niet alleen de klinische praktijk, het maakt deze ook mogelijk. Het gaat niet enkel om de therapeutische relatie : het gaat om de hele sfeer van intimiteit en vertrouwelijkheid waartoe deze relatie de mogelijkheid biedt. Dat werd reeds door Hippocrates beklemtoond.

Moet eraan herinnerd worden dat het beroepsgeheim vandaag meer dan bedreigd is ? Het wordt met de voeten getreden. De verplichting die de klinisch psychologen wordt opgelegd om voor elke patiënt(e) een elektronisch patiêntendossier (EPD) op te maken, waarin gevoelige gegevens gedurende 30 jaren zullen bewaard blijven, is niet alleen nutteloos, maar ook toxisch : ze zal diegenen die er het meeste nood aan hebben ervan weerhouden om op consultatie te komen, terwijl de weg open blijft naar de meest dubieuze alternatieve praktijken. De impact van een elektronisch patiëntendossier in het veld van de geestelijke gezondheidszorg is geenszins te vergelijken, dat moet beklemtoond worden, met het werkelijke nut ervan in de uitoefening van de technisch-manageriële orgaangeneeskunde. Het geen rekening houden met dit onderscheid is een zaak van gemakzucht of incompetentie : die waarbij een autoritair management het object dat het verondersteld wordt te optimaliseren, vormt en vervormt, volgens eigen normen. Eerder dan, zoals het hoort, zich aan te passen aan de specificiteit en de noodzaak van het object, vernietigt het dat object.

Gezien het belang van wat op het spel staat, volgen hier een aantal redenen om niet in een ideologische val te trappen, waarvan een bevooroordeelde enquëte van het KCE over de praktijk van de klinische psychologie al getuigt :

• 1. Vanuit een antropologisch perspectief

Het is belangrijk om het veld van de gezondheid niet te verwarren met het veld van de geneeskunde – en even belangrijk om het veld van de geneeskunde niet te verwarren met dat van de technisch-manageriële orgaangeneeskunde : zelfs wanneer die laatste soms ons leven redt en de prestaties ervan gemakkelijk gemeten kunnen worden, trekt die zich weinig aan van de realiteit van de patiënten zelf. Gezondheid – zelfs wanneer die kan achteruitgaan door slecht functionerende organen en systemen ter bescherming van het lichaam – is eerst en vooral een sociale en relationele aangelegenheid, zoals blijkt uit de evolutie van pathologieën. Zo is de depressie, volgens de WHO, vandaag de belangrijkste oorzaak van arbeidsongeschiktheid , en hangt die vooreerst samen met eenzaamheid en vervolgens met werkloosheid.

Bovendien toont experimenteel onderzoek inzake gezondheid (gerandomiseerd « double blind »-onderzoek) al meer dan een halve eeuw aan dat gemiddeld 33% van de waargenomen genezingen of verbeteringen – over alle behandelingen en pathologieën heen – te danken is aan een placebo-effect . Anders gezegd, aan een mix van contextuele en relationele factoren : de kwaliteit van de context en van de zorgrelatie, de begrijpelijkheid en de relatief coherente en overtuigende subjectieve representatie van de pathologieën en van de zorg, het gevoel medezeggenschap te hebben – via een behandeling waarmee we instemmen – over wat het leven ons oplegt. Dit zonder te vergeten dat, bij afwezigheid van deze gunstige factoren, het nocebo-effect de behandeling en de meest adequate herstellende interventies kan dwarsbomen.

• 2. Vanuit een juridisch perspectief

Zonder in detail te gaan is het belangrijk eraan te herinneren : 1° dat de General Data Protection Regulation (GDPR) bijzonder streng is en dat de Belgische wetgever verplicht is die na te leven ; 2° dat het beroepsgeheim (artikel 458 van het Strafwetboek) naar Belgisch recht een zaak is van publiek recht — met andere woorden, de wetgever heeft dit willen zien als een fundamentele garantie voor het democratisch functioneren van de maatschappij in zijn geheel. Er staat met andere woorden veel meer op het spel dan louter de bescherming van een beroep.

• 3. Vanuit een klinisch perspectief

Meer dan elders is de « instemming » van een patiënt(e) voor een elektronisch patiëntendossier en voor het delen van zijn of haar meest intieme gegevens (anders dan in de context van een noodzakelijke en dringende therapeutische behoefte) niets anders dan een illusie. Eerder getuigt ze, bij deze persoon, van de vrees om de klinische relatie gecompromitteerd te zien door het veroorzaken van ongenoegen bij de therapeut, door een gebrek aan werkelijke informatie of door een onwetendheid over de problemen op lange termijn. A forteriori is « een standaard instemming » niets meer dan een beheersmatig faciliteren, wat door geen enkele therapeut, die naam waardig, getolereerd zou worden.

Als het gaat om de geestelijke gezondheid is het zoeken naar hulp op zich al een beproeving – en vaak een obstakel. Bij een gewone neurose (depressie, burnout, seksuele problemen enz.) staan gevoelens van schaamte, mislukking en schuld al in de weg, uit angst voor de sociale blik. Bij de paranoïde toestanden of ernstige trauma’s (politieke vluchtelingen, slachtoffers van terrorisme enz.) kan het gevoel bespied – achtervolgd – te worden een « objectieve » bevestiging vinden in het gedwongen opleggen van een « elektronisch patiëntendossier ». Tenslotte zal het wantrouwen en de vrees om zichzelf blootgesteld te zien, bij gematigd perverse personen (de anderen raadplegen slechts in uitzonderlijke gevallen), hierdoor gevoed worden.

Het bestaan alleen al van een EPD zal veel mensen die het nodig hebben, daarom ervan weerhouden op consultatie te komen – wat vaker wel dan niet zal uitmonden op een verergering, een terugval of recidive. Sommigen zullen, bij gebrek aan beter, het risico lopen in de greep te raken van coaches die niet voldoende zijn opgeleid, of van ongecontroleerde goeroes. Het placebo-effect zal hier niet noodzakelijkerwijs zijn plek vinden.

• 4. Vanuit een technisch perspectief

Onnodig eraan te herinneren dat het EPD zo lek is als een zeef. Dit om twee redenen : 1° in de praktijk zal elke zorgverlener die er niet rechtstreeks bij betrokken is, ondanks het verbod, gemakkelijk toegang hebben (en heeft hij dat al) tot om het even welk dossier. Op heterdaad betrapt, zal hij berispt worden, maar de schade is al aangericht en niet meer te herstellen. 2° meer radicaal tonen de huidige gebeurtenissen aan dat de best beschermde gegevens dagelijks gehackt worden door zeer competente hackers. Dossiers van gehospitaliseerde patiënten kunnen zo gemakkelijk – tenzij er losgeld wordt betaald – hun weg vinden naar het Dark Net : in Finland waren vooral de “psy”-dossiers het doelwit.

• 5. Vanuit een zakelijk perspectief

Sommige verzekeringsmaatschappijen blijken beslissingen te hebben genomen inzake hun leden of potentiële klanten op basis van elektronische gezondheidsgegevens (EPD) waartoe ze in principe geen toegang hadden. De mutualiteiten daarentegen vergoeden reeds lange tijd een gedeelte van de « psy »-consultaties in alle discretie (naam van de patiënt, naam van de psycholoog, datum van de consultatie – meer niet). Het RIZIV daarentegen blijft elke psychologische prestatie verwarren met een medische handeling.

• 6. Vanuit een ouderlijk, vriendschappelijk of echtelijk perspectief

Op een ander – niet minder gevoelig – niveau zullen echtgenoten, ouders, vrienden, huisartsen, en apothekers toevallig (of minder toevallig) toegang krijgen tot informatie die niet voor hen bedoeld is was : « Tussen haakjes, Dylan, de apotheker vertelt me dat je Naloxone niet meer in voorraad is, maar dat het in orde is voor de tritherapie … euh … wat is tritherapie eigenlijk ? »; « Pardon, … euh … mevrouw … ik dacht dat uw man samen met u in relatietherapie was … sorry ... »

• 7. Vanuit een maatschappelijk en budgettair perspectief

Problemen inzake de geestelijke gezondheid brengen enorme collaterale schade met zich mee wat betreft somatische aandoeningen, diverse ongevallen, relatieproblemen, hardnekkige verslavingen en antisociaal gedrag. De financiële en maatschappelijke kost hiervan is aanzienlijk. Het ondermijnen van het beroepsgeheim door het EPD kan veel lijdende mensen alleen maar ontmoedigen om hulp te zoeken. Nu al gaat slechts een klein deel van het budget van de gezondheidszorg naar practici in de geestelijke gezondheidszorg. Deze laatsten zullen hun preventieve capaciteit zien uithollen, wat net zo belangrijk is in termen van welzijn als in termen van budgettaire gezondheid.

Francis Martens, voorzitter van APPPsy, mei 2023,
vertaling door Hilde Descamps

 

logo apppsy whiteinfo@apppsy.be
Rue Mercelis, 39  B- 1050 Bruxelles
BCE N° entreprise: 432.012.759
IBAN: BE 77 7340 6105 5142 - BIC: KREDBEBB

Webmaster: Bernard Mortreu :  bernardmortreu@yahoo.fr